Tijdelijke en occasionele uitoefening
Advocaten van een andere lidstaat van de Europese Unie kunnen op basis van de artikelen 477bis tot en met 477quater van het Gerechtelijk Wetboek vrij hun diensten verrichten in België op niet-permanente basis.
Ze moeten gebruikmaken van de titel van hun land van herkomst en de beroepsorganisatie of het gerecht vermelden, waarbij ze volgens de wettelijke regeling van hun land van herkomst zijn toegelaten.
Als ze in België cliënten willen vertegenwoordigen of in rechte verdedigen, moeten ze samenwerken met een advocaat die ingeschreven is op het tableau en voor de zitting door die advocaat worden voorgesteld aan de stafhouder van de balie bij het betrokken gerecht en aan de voorzitter van dat gerecht. Bij de uitoefening van die beroepswerkzaamheden gelden de verplichtingen van hun land van herkomst en de Belgische regels die op het beroep van toepassing zijn.
Voor andere werkzaamheden in België dan vertegenwoordiging en verdediging in rechte zijn ze onderworpen aan de beroepsvoorwaarden en -regels van hun land van herkomst en aan de Belgische regels die op het beroep van toepassing zijn, op voorwaarde dat een niet in België gevestigd advocaat die kan naleven en dat objectief gerechtvaardigd is als waarborg voor de correcte uitoefening van de beroepswerkzaamheden van een advocaat, voor de waardigheid van het beroep en voor de inachtneming van de regels inzake onverenigbaarheid.
Ze mogen hun beroep niet combineren met bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen.
Als zij de tuchtregels niet respecteren, is de tuchtraad bevoegd van het rechtsgebied waar de strafbare feiten zijn gepleegd.